Mis je onderwerpen of zijn zaken onduidelijk, reageer en vraag.
Het opstarten van een onderzoek begint met een probleem of een idee van een opdrachtgever. Dus niet met de vraag van een bureau of student of er nog wat te onderzoeken valt. Nee de opdrachtgever heeft het idee dat zijn omzet daalt, hij wil weten wat de mobiliteit en veranderingsbereidheid is van zijn medewerkers, hij heeft een nieuwe marktkans, wil zijn producten graag beter op zijn afnemers afstemmen, etc.
Om de vraag helder te krijgen is het van belang om door te vragen. Zoals gebruikelijk in sociale vaardigheidstrainingen wordt gebruikt van de methode: actief luisteren, samenvatten en doorvragen. Als je dit voldoende doet kun je je onderzoeksvraag snel duidelijk krijgen.
Bijvoorbeeld: een student komt met een enquête en een (te) kort plan van aanpak. Er staan vragen in over de tevredenheid van de klant over het personeel. Dan is het van belang om te weten waarom deze vraag er in moet. Zijn er klachten over het personeel. Vindt de opdrachtgever zijn personeel niet goed functioneren? Is er een groot verloop in personeel? Is er een hoog ziekteverzuim?
Vragen die je een opdrachtgever kunt stellen, ter verduidelijking van de probleemstelling:
Neem uitgebreid de tijd om de opdrachtgever te ondervragen. Dit is de basis voor je onderzoek.
Als je weet welk probleem er is bij de opdrachtgever kun je een probleemstelling en een doelstelling formuleren.
In de doelstelling omschrijf je het waarom van het onderzoek. Dus wat gaat de opdrachtgever doen met je onderzoek. Een doelstelling kan vele vormen krijgen. Veelal vraag ik aan studenten om aan te geven wat het product is wat ze opleveren en wat de opdrachtgever daar mee doet. Voorbeelden zijn dan:
Duidelijkheid krijgen in de knelpunten in de cultuur van de organisatie en de mogelijkheden om dit te verbeteren om daarmee de productiviteit te vergroten.
Inzicht krijgen in de ontwikkelingen op de Nederlandse arbeidsmarkt tussen 2005 en 2010 om daarmee een goede keuze te maken binnen het personeelsbeleid op gebied van instroom.
Middels een onderzoek naar de veranderingsbereid en mobiliteit van basisschoolpersoneel van koepelorganisatie X om de knelpunten op te lossen en daarmee de kwaliteit te vergroten
Elke keer staan wat je oplevert en wat er mee gedaan gaat worden in 1 zin. Maak de doelstelling zo duidelijk mogelijk.
In de probleemstelling omschrijf je het wat van het onderzoek. Dus wat wil de opdrachtgever weten. Let er op dat je dat deels al in je probleemstelling meeneemt. Je probleemstelling is altijd een vraag en eindigt altijd met een vraagteken. Dus geen stelling maar een vraag.
Om de probleemstelling duidelijk te krijgen stel ik regelmatig aan de opdrachtgever de volgende vraag: kunt u in 1 zin aangeven wat u precies wilt weten. Vaak krijg je je probleemstelling dan op een presenteerblaadje aangereikt. Als het dan nog wat duidelijk is, probeer dan met de opdrachtgever te brainstormen.
Voorbeelden van probleemstellingen:
Wat zijn de knelpunten in de cultuur van de organisatie en welke mogelijkheden kan de organisatie benutten om de productiviteit te vergroten?
Wat zijn de ontwikkelingen op de Nederlandse arbeidsmarkt tussen 2005 en 2010 en op welke kan het personeelsbeleid van bedrijf X daar op inspelen?
In welke mate is het basisschoolpersoneel van koepelorganisatie X veranderingsbereid en hoe groot is hun mobiliteit en hoe kan die vergroot en verbeterd worden om de kwaliteit van het onderwijs te vergroten?
Je ziet dat de probleemstelling redelijk gelijk is met de doelstelling.
Als je je probleemstelling en doelstelling duidelijk hebt ga je eerst een theoretisch kader maken. Daar baseer je je deelvragen op.
Ik zie veel studenten starten met een onderzoek en dan gewoon maar doen. Dus niet eerst nadenken, maar gewoon starten met interviews of deskresearch of enquêtes. Maar hoe weet je dan dat je compleet bent, hoe zorg je dat je niet onderwerpen vergeet in je enquête of in je interview.
Om dit op te vangen, maak ik altijd een model/mindmap/schema/visgraad, etc. Daarmee krijg je goed in beeld wat er bij een onderwerp hoort.
Een voorbeeld hiervan tref je hieronder aan. Het centrale begrip staat in het midden en de rest van de begrippen staan er om heen.
Nu is het ook veel gemakkelijker om je deelvragen te formuleren. Die kan je namelijk halen uit de eerste cirkel rondom je centrale begrip. Bijvoorbeeld:
Om te komen tot een bovenstaand model is deskresearch essentieel.
Om je model te maken, maar ook om daarnaast theoretische antwoorden te geven of een enquête te kunnen samenstellen is deskresearch nodig. Het is belangrijk dat je dat zo zorgvuldig mogelijk doet. Het gebruik van deskresearch is best lastig, maar als je weet hoe je het moet aanpakken dan moet je een eind kunnen komen.
Er zijn vele organisaties die onderzoek doen en hun verslagen openbaar maken, denk aan:
Wil je gebruik maken van wetenschappelijke artikelen dan is www.scholar.google.com een absolute aanrader. Zo kom je in heel wat wetenschappelijke artikelen terecht. Daarnaast hebben hogescholen en universiteiten vaak hun databanken, waar je op terecht kan. Daarnaast is er ook nog de HBO-kennisbank: http://www.hbo-kennisbank.nl/nl/page/page.view/hbo_about.page
Dan is het de vraag welke informatie moet je gebruiken. Zoek eerst alle informatie op die je bovengenoemde bronnen kan vinden. Gebruik goede zoektermen en gebruik verschillende synoniemen, afkortingen, vergelijkbare termen, etc. Je krijgt dan vanzelf een aantal rapporten of onderzoeken te zien.
Kijk dan vooral in de bronnenlijst van deze documenten, want je hebt zo weer een heel aantal nieuwe bronnen te pakken! Een ideale manier om snel het eea te vinden.
Nadat je alle informatie gevonden hebt kun je je model completer maken, een goede basis hebben voor je theoretische onderbouwing van je rapport of een goede basis voor een vragenlijst. Na het lezen van je informatie ga je voor jezelf schiften wat wel of niet bruikbaar is.
LET OP: leg elke pagina vast waar je iets gevonden hebt. Doe aan goede bronvermelding. Er is in 2011 een minister in Duitsland ontslagen omdat hij daar vroeger mee gerommeld heeft!!!!
Als je weet wat je moet weten (zie je model en je deelvragen), is de vraag aanwezig hoe je dat te weten wilt komen. Er zijn vele methode te bedenken. Maar wat is nu de juiste methode? De juiste methode is die methode die antwoord geeft op je deelvragen en de punten in je model.
Bij fysiologische aspecten van stress, moet je mensen een medisch onderzoek laten ondergaan. Als je psychologische aspecten wilt meten, moet je een vragenlijst laten invullen of een interview afnemen. Wil je iets weten over de theoretische achtergronden van stress, moet je deskresearch gaan doen.
Je past je methode dus aan, aan dat wat je wilt weten. Vaak gebruik je heel veel methodes naast elkaar.
Kortweg gezegd kan je kiezen uit verschillende methodes:
Daarnaast is ook de volgorde van belang. Kijk naar je planning, bepaal wat je eerst nodig hebt en hoe lang elk van de methodes gaat duren.
De formule voor een steekproef waarbij de populatie eindig is;
n>= N x z² x p(1-p)
n>= z² x p(1-p)
Hierbij is:
n = het aantal benodigde respondenten. Altijd naar boven afronden
z = de standaardafwijking bij een bepaald betrouwbaarheids%. Dus 1,96 bij 95% betrouwbaarheid. Deze wordt heel vaak gebruikt. Zie voor andere getallen de boeken statistiek.
N = de grootte van de populatie
p = de kans dat iemand een bepaald antwoord geeft (in de meeste gevallen 50%)
Een goede link waar je het aantal enquêtes kan berekenen is: http://www.journalinks.be/steekproef/
Veel onderzoeken starten zonder vooraf na te denken over het hoe en waarom van het onderzoek.
Zelf werk ik altijd met een projectplan gericht op onderzoek. Daarin komt alle informatie te staan over de aanleiding van het onderzoek, de onderzoeksvraag/probleemstelling, een theoretisch model ter verduidelijking van de deelvragen, kenmerken van de populatie en de uitvoering van het onderzoek. Bij de uitvoering moet je denken aan desk of fieldresearch, maar ook over de vorm van fieldresearch (telefonisch, schriftelijk, mondeling). Geef een argumentatie waarom je voor een methode kiest. Je beschrijft je hoe je dat in praktijk wilt doen, oftewel hoe voer je het onderzoek uit (langs brengen en later ophalen, of persoonlijk afnemen, etc, etc). Op welke dagen van de week voer je het onderzoek uit en zijn er bijzondere omstandigheden tijdens het onderzoek. Geef daarbij ook de exacte locatie aan indien dat van toepassing is (binnen of buiten een winkel, waar in de winkel).
Hoe gedetailleerder dit onderzoeksplan is des te beter je voorbereiding op je onderzoek. Daarnaast kom je achteraf veel minder voor verrassingen te staan. Je kunt daarmee voorkomen dat achteraf je onderzoeksmethode onjuist is geweest.
De inhoud van een onderzoeksplan zijn:
Zoals je ziet komen een aantal onderdelen die hier eerder zijn uitgewerkt in terug.
Als je een enquête gaat uitzetten is het belangrijk om je vragen goed te formuleren. Dat is niet makkelijk. Je kunt geen enquête opzetten zonder een goed plan van aanpak en theoretisch model.
Hieronder volgen hier een aantal tips, waar een vragenlijst aan moet voldoen:
Stel jezelf de volgende controlevragen als je de vragen hebt gemaakt:
Laat de enquête ALTIJD door iemand anders lezen. Die haalt er vaak nog wat fouten uit.
Zet je de enquête digitaal uit, voer dan zelf een monkey test uit. Maak rare combinaties en test of de vragenlijst aan al deze zaken voldoet.
Doe eerst een korte testenquête. Laat vier potentiële respondenten de enquête invullen voor spek en bonen en bespreek met hun de enquête.
Bij het uitvoeren van een enquête is het belangrijk om bepaalde regels in acht te nemen.
Bij onderzoek naar de tevredenheid over klanten is de keuze van belang waar je gaat staan. Sta je in de winkel bij de koffiehoek, kun je mensen een kopje koffie aanbieden. Een klant is eerder geneigd om mee te doen. Niet altijd is duidelijk of de klant ook daadwerkelijk een koper is. Hij kan ook een kijker zijn die niets koopt.
Om zeker te weten dat je een koper hebt, kun je na de kassa je plaats innemen en mensen vragen om de enquête in te vullen. Niet iedereen wil op dat moment meewerken omdat ze haast hebben om te vertrekken.
Bij onderzoek inzake het imago van een winkel, is het juist slim om niet in of bij de winkel te gaan staan. De respondent kan beïnvloed worden door het feit dat hij daar klant is of vlak voor de winkel staat. De respondent dient onbevangen te zijn.
Kies een standaardzin die je bij elke respondent gebruikt. Wissel niet. Probeer van te voren uit welke zin het beste werkt. Straal vertrouwen uit en wek de indruk dat het invullen van de enquête echt nodig is. Lok mensen niet met een incentive, dat hoort niet de reden te zijn om mee te doen.
Om voldoende respondenten te krijgen en een goede vertegenwoordiger te zijn namens de opleiding of namens de opdrachtgever zorg je dat je er representatief uitziet. Je hebt een professionele uitstraling.
Er zijn verschillende manieren om mensen aan te spreken.
Het mooiste is om harde mappen te gebruiken zodat de klant de enquête makkelijk kan invullen. Zorg dat er voldoende pennen zijn (met logo van de opdrachtgever) om de enquête door iedereen te laten invullen. Indien mogelijk zorg voor een sta-tafel waarop geschreven kan worden.
Zorg dat er voldoende enquêtes zijn. Beter te veel dan een paar te weinig.
Kijk als een enquête ingevuld is of de enquête compleet is ingevuld. Vraag anders of de respondent de andere vragen ook in wil vullen.
Gebruik een doos waarin de ingevulde enquêtes worden gestopt. Zorg dat de enquêtes anoniem blijven.
Indien het nodig is om naam en adresgegevens op te vragen, bijvoorbeeld om een cadeau te verloten, doe dat dan op een apart strookje, zodat de anonimiteit gewaarborgd blijft.
Het is belangrijk om de juiste dag en het juiste moment te kiezen. Het juiste moment is dat moment waarop je een goede afspiegeling krijgt van de populatie. In een supermarkt komen de meeste mannen op zaterdag en niet doordeweeks.
Op vrijdagmiddag en maandagmorgen zijn de meeste mensen niet in de mood om een medewerkerstevredenheidsonderzoek in te vullen. Vlak voor kerst is ook geen goed moment. Daarnaast is het ook geen slim moment als de directie een bericht heeft gestuurd die van invloed kan zijn op de medewerkerstevredenheid.
Kies dus het juiste moment.
De enquête inleveren is een keuze op zich. Bij een klanttevredenheid kan de enquête direct weer ingeleverd worden bij de enquêteur. Bij de een medewerkerstevredenheidsonderzoek is het zinvol om een aparte (goed af te sluiten) bus neer te zetten waar de enquêtes in gedeponeerd kunnen worden. De bus dient op een centrale zichtlocatie geplaatst te worden om de respons te vergroten. Laat de enquête nooit inleveren bij de leidinggevende.
Bij digitale enquêtes is het makkelijk, daar hoeft die niet ingeleverd te worden, daar worden de gegevens direct opgeslagen.